Verslagen

Azië  -  Nepal


 

¤ België
(voor vertrek)

¤ Afrika

¤ Azië

¤ Oceanië

¤ Antarctica

¤ Zuid-Amerika

¤ Noord-Amerika

¤ België
(terugkomst)

 

 

 

Eddy & Xenia

 

Jonathan

 

Vicky

 
 
 

30 oktober 2006 Verkenning per boot, te voet en per olifant van Taru land

Om zes uur moeten we eruit. Om zeven uur wacht een houten kano op ons om ons over de Rapti rivier, langs de rand van het park, drie en een halve kilometer stroomafwaarts te varen. De mist is door de zon nog niet opgelost, wat zorgt voor een mysterieuze sfeer.

Eenmaal op de boot wijst de gids ons heel wat vogels aan, van Syberische eenden over zwarte ooievaars tot ijsvogels. Het is hier dan ook een echt vogelparadijs. Wat krokodillen betreft, zien we er twee. Een ervan steekt zijn lange bek uit het water (een soort kaaiman dus) en geniet van de eerste zonstralen. De boottocht is naar onze goesting veel te snel gedaan.

Door het hoge gras wandelen we een stukje door de jungle. Buiten twee papagaaien die hun nest hoog in de stam van een boom hebben gemaakt, ontmoeten we geen dieren.

Aangekomen bij het broedcentrum van de Aziatische “werkolifanten”, raadt de gids ons aan koekjes te kopen voor de babyolifanten. Er zijn er zeker wel een achttal en ze zijn inderdaad verzot op de koekjes. Eén van hen zet zich zelf met zijn poten op de omheining om zo gemakkelijker bij de koekjes te kunnen. Onze kinderen amuseren zich.

Een open jeep staat ons op te wachten aan de overkant van de rivier die het broedcentrum afscheidt van de bewoonde wereld. Gezien we de vorige dag niet erg tevreden waren van de zeer korte uitleg over de Taru, heeft de manager beloofd dat een gids ons vandaag een rondleiding in een Taru dorpje zou geven. Op de terugweg klimmen we halverwege de terugrit uit de jeep en wandelen een Taru dorpje binnen.

De Taru bevolking is afkomstig van de Tar woestijn, uit het grensgebied tussen India en Pakistan. Weggejaagd door Moslims, werden ze (de Taru zijn Hindu) verplicht in de 15de eeuw hun woestijn te verlaten. Ze kwamen terecht in het moerasachtige gebied van Chitwan, het huidige nationale park. Tot dan toe was er niemand in gelukt in dit door malaria geteisterde gebied te leven. Maar de Taru hebben een zeer speciale bouwtechniek die hen in staat heeft gesteld de strijd tegen de malariamuggen te winnen. Taru gebruiken het hoge gras en rietstengels om hun huizen te maken. Vervolgens bepleisteren ze het gras en de rietstengels met klei. Hun huizen hebben geen vensters, wel hier en daar stukjes onbepleisterde rietstengels die voor de verluchting zorgen. Dit maakt het voor muggen onmogelijk om binnen te dringen. Ook de rook van de kookvuurtjes in huis is een goede afschrikking tegen muggen. Zo lukte de Taru bevolking erin zich in dit gebied te vestigen en worden ze, ook nu nog, de “tegen Malaria resistente bevolkingsgroep” genoemd. De vruchtbare grond trok ook andere bevolkingsgroepen aan naar Chitwan. Dankzij een overheidsprogramma werd de hele omgeving malaria vrij gemaakt in de beginjaren ’50.

Wil je nog meer weten over de Taru huizen en hoe de mensen in Chitwan wonen, kijk dan maar eens onder schoolprojecten op deze website: woning van de Taru bevolking

In de namiddag staat een bezoek aan de bufferzone rond het park op het programma. We nemen met ons vieren plaats hoog op een olifant. En dan begint een bijna 2-uur durende, schommelende en wiegende ervaring (geef mij maar een paard). Met nog een zevental andere olifanten, beladen met toeristen, gaan we op zoek naar wild. Erg snel komen we 2 Aziatische neushoorns tegen. Ze lijken ons een stuk kleiner dan hun Afrikaanse confraters (we zitten natuurlijk erg hoog). Ze hebben ook maar één neushoorn en geen twee. Dan banen de olifanten zich een weg door hoog struikgewas en bomen. We moeten bukken en onze benen intrekken om niet gekrast te worden. De olifantenrijders hebben een mama neushoorn met een baby ontdekt en jagen hen op (net zoals de safari jeeps in Afrika). Ze lukken erin om de twee met hun olifanten te omsingelen in een open plek. De toeristen zijn in de wolken. Wij echter hebben medelijden met hen. We hebben dan ook een massa neushoorns gezien in Afrika en voor ons hoefde dit opjagen echt niet. We waden 2 x boven op de olifant de rivier over, biddend dat het dier niet beslist kopje onder te gaan (niet erg voor ons, wel voor onze camera’s). Opgeschrikte herten schieten ons in het hoge struikgewas voorbij. We zien nog een grote roofvogel op een tak. Vergeleken met Afrika, is het echter een zeer magere safari.

We zijn hier dan ook niet op het juiste tijdstip. Begin januari krijgt de lokale Taru bevolking twee weken lang toelating om het nationale park te betreden en er het hoge gras te kappen. Eind januari wordt het overgebleven gras dan onder toezicht van parkwachters platgebrand zodat jong gras (een delicatesse voor de dieren) kan groeien. De beste periode om dieren te bewonderen in het park is dan ook gedurende de maanden februari, maart en april, wanneer het gras nog laag staat.

De olifant brengt ons tenslotte helemaal terug naar Rainbow Safari Resort. Wat ben ik blij dat ik mag afstijgen…

 

vorige                                                                                                                          volgende