30 oktober
2006 Verkenning per boot, te voet en per olifant van Taru land
Om zes uur moeten we eruit. Om zeven uur wacht een
houten kano op ons om ons over de Rapti rivier, langs de rand van het park,
drie en een halve kilometer stroomafwaarts te varen. De mist is door de zon
nog niet opgelost, wat zorgt voor een mysterieuze sfeer.
Eenmaal op de boot wijst de gids ons heel wat vogels
aan, van Syberische eenden over zwarte ooievaars tot ijsvogels. Het is hier
dan ook een echt vogelparadijs. Wat krokodillen betreft, zien we er twee.
Een ervan steekt zijn lange bek uit het water (een soort kaaiman dus) en
geniet van de eerste zonstralen. De boottocht is naar onze goesting veel te
snel gedaan.
Door het hoge gras wandelen we een stukje door de
jungle. Buiten twee papagaaien die hun nest hoog in de stam van een boom
hebben gemaakt, ontmoeten we geen dieren.
Aangekomen bij het broedcentrum van de Aziatische
“werkolifanten”, raadt de gids ons aan koekjes te kopen voor de
babyolifanten. Er zijn er zeker wel een achttal en ze zijn inderdaad verzot
op de koekjes. Eén van hen zet zich zelf met zijn poten op de omheining om
zo gemakkelijker bij de koekjes te kunnen. Onze kinderen amuseren zich.
Een open jeep staat ons op te wachten aan de overkant
van de rivier die het broedcentrum afscheidt van de bewoonde wereld. Gezien
we de vorige dag niet erg tevreden waren van de zeer korte uitleg over de
Taru, heeft de manager beloofd dat een gids ons vandaag een rondleiding in
een Taru dorpje zou geven. Op de terugweg klimmen we halverwege de terugrit
uit de jeep en wandelen een Taru dorpje binnen.
De Taru bevolking is afkomstig van de Tar woestijn, uit
het grensgebied tussen India en Pakistan. Weggejaagd door Moslims, werden ze
(de Taru zijn Hindu) verplicht in de 15de eeuw hun woestijn te
verlaten. Ze kwamen terecht in het moerasachtige gebied van Chitwan, het
huidige nationale park. Tot dan toe was er niemand in gelukt in dit door
malaria geteisterde gebied te leven. Maar de Taru hebben een zeer speciale
bouwtechniek die hen in staat heeft gesteld de strijd tegen de malariamuggen
te winnen. Taru gebruiken het hoge gras en rietstengels om hun huizen te
maken. Vervolgens bepleisteren ze het gras en de rietstengels met klei. Hun
huizen hebben geen vensters, wel hier en daar stukjes onbepleisterde
rietstengels die voor de verluchting zorgen. Dit maakt het voor muggen
onmogelijk om binnen te dringen. Ook de rook van de kookvuurtjes in huis is
een goede afschrikking tegen muggen. Zo lukte de Taru bevolking erin zich in
dit gebied te vestigen en worden ze, ook nu nog, de “tegen Malaria
resistente bevolkingsgroep” genoemd. De vruchtbare grond trok ook andere
bevolkingsgroepen aan naar Chitwan. Dankzij een overheidsprogramma werd de
hele omgeving malaria vrij gemaakt in de beginjaren ’50.
Wil je nog meer weten over de Taru huizen en hoe de
mensen in Chitwan wonen, kijk dan maar eens onder schoolprojecten op deze
website: woning van de
Taru bevolking
In de namiddag staat een bezoek aan de bufferzone rond
het park op het programma. We nemen met ons vieren plaats hoog op een
olifant. En dan begint een bijna 2-uur durende, schommelende en wiegende
ervaring (geef mij maar een paard). Met nog een zevental andere olifanten,
beladen met toeristen, gaan we op zoek naar wild. Erg snel komen we 2
Aziatische neushoorns tegen. Ze lijken ons een stuk kleiner dan hun
Afrikaanse confraters (we zitten natuurlijk erg hoog). Ze hebben ook maar
één neushoorn en geen twee. Dan banen de olifanten zich een weg door hoog
struikgewas en bomen. We moeten bukken en onze benen intrekken om niet
gekrast te worden. De olifantenrijders hebben een mama neushoorn met een
baby ontdekt en jagen hen op (net zoals de safari jeeps in Afrika). Ze
lukken erin om de twee met hun olifanten te omsingelen in een open plek. De
toeristen zijn in de wolken. Wij echter hebben medelijden met hen. We hebben
dan ook een massa neushoorns gezien in Afrika en voor ons hoefde dit opjagen
echt niet. We waden 2 x boven op de olifant de rivier over, biddend dat het
dier niet beslist kopje onder te gaan (niet erg voor ons, wel voor onze
camera’s). Opgeschrikte herten schieten ons in het hoge struikgewas voorbij.
We zien nog een grote roofvogel op een tak. Vergeleken met Afrika, is het
echter een zeer magere safari.
We zijn hier dan ook niet op het juiste tijdstip. Begin
januari krijgt de lokale Taru bevolking twee weken lang toelating om het
nationale park te betreden en er het hoge gras te kappen. Eind januari wordt
het overgebleven gras dan onder toezicht van parkwachters platgebrand zodat
jong gras (een delicatesse voor de dieren) kan groeien. De beste periode om
dieren te bewonderen in het park is dan ook gedurende de maanden februari,
maart en april, wanneer het gras nog laag staat.
De olifant brengt ons tenslotte helemaal terug naar
Rainbow Safari Resort. Wat ben ik blij dat ik mag afstijgen…
vorige
volgende
|