07 januari 2007 Een dag in Nieuw Zeeland
Op een vroege ochtend ontwaakten de mensen in een tent
naast een ongelooflijk groot meer. Midden in de natuur kwam een hoofd met
kort blond haar uit de tent steken. De man keek om zich heen en ging naar
buiten. De zon stond al hoog aan de hemel en er was geen wolkje te
bespeuren. Hij deed een poging om in het meer te gaan, maar toen hij nog
maar een teen in het water gezet had, veranderde hij direct van gedachte.
Hij zou het ontbijt dan maar gaan klaar maken. Hij stak de sleutel in het
slot van de auto en opende de deur. Op dat moment stak er nog een hoofd uit
de tent. Het had lang blond haar en had nog een slaperig gezicht. Ze ging
staan bij de man die de borden net op een houten tafel had gezet.
In de tent hoorde je nu allemaal kindergeluiden. Het
waren Vicky en Jonathan die rups in hun slaapzak aan het spelen waren. Maar
na een tiental minuten moesten ze komen ontbijten.
Na wat je ‘s morgens normaal altijd doet, vertrok het
gezin met de auto naar Milford Sound, een fjord die uitgesleten is door
gletsjers, die nu gesmolten zijn. Daar zouden we met de boot door de grote
bergen varen.
Terwijl papa aan het stuur draaide, klapte ik het boek,
Narnia, open en begon te lezen. Maar dat boek moest ik al snel terug op de
achterbank gooien, want het begon prachtig mooi te worden.
De weg voor ons dook weg in een bos tussen de donkerste
bomen. Het kronkelde heen en weer en kwam naast een grote weide terecht.
Daar vonden we het lichtste riet met de mooiste bloemen waar achter de
prachtigste bergen stonden. Nu dook de weg naar beneden in een dal. Het
kronkelde aan één stuk door. Uiteindelijk kwamen we aan een lange tunnel.
Terwijl we moesten wachten aan een licht, konden we
goed rond ons heen kijken. Vlak naast de weg was een grote ijsmassa met een
groot gat erin. Daarboven stroomden kleine watervalletjes over de donkere
rotswand die, als je stilletjes aan hoger ging een grote spierwitte sneeuw
top werd. Nadat we door de eindeloos lange tunnel gereden waren, kwamen we
in een heel andere wereld uit. Het was veel groener dan aan de andere kant
van de berg. We waren in een regenwoud gekomen. De weg slingerde er om heen
tot helemaal beneden in het dal. We parkeerden ons op een parking terwijl
mama voor een ticket ging zoeken. Ik nam mijn boek terug en begon te lezen.
Wat ik nu allemaal las, was
wel spannend, maar dat ga ik niet vertellen, want dan kan ik nog honderden
bladzijden schrijven, en dat is ook niet de bedoeling. Dus nadat ik een half
uur gelezen had, en dat we mama gevonden hadden, stapten we aan boord van de
boot.
We namen een plekje op een terras van achter in de
boot. Maar nog niet zo lang nadat we vertrokken waren, hebben we ons naar
binnen verhuisd want de wind waaide onze hoeden van het hoofd. Het was een
mooie tocht. Soms stopten we vlak voor een berg die met zijn voeten in het
water stond om te bewijzen dat het zo dicht bij de berg nog zo diep was. Ook
stopte de boot ook onder een waterval. Daar kon je onder gaan staan. Een
goede tip. Je jas goed vast knopen. Nadat Vicky en ik samen met een jongen
tikkertje door de boot aan het spelen waren, en nadat we daar door de
kapitein mee moesten stoppen, sprongen plots dolfijnen op vlak onder de boot
op. Ze sprongen sierlijk uit het water en belandden met een harde plons er
terug in. Ook zeehonden hebben we gezien. Maar die lagen lekker te luieren
op een rots blok.
Nadat de supertoffe tocht van twee uur voorbij was,
sprongen we terug in de auto. De terugtocht was even mooi als de heentocht,
maar er was een klein extraatje bij gekomen. Het was namelijk al een tijdje
slecht weer, en het had zelfs een klein beetje geregend. Daardoor waren
honderden kleine watervalletjes gevormd op de bergen die naar benden gleden.
En omdat de tocht voor de rest hetzelfde was nam ik mijn boek er terug bij
en begon te lezen.
De dag was ondertussen prima naar onze zin, maar toen
we terug bij de tent waren aan het meer, stond er een verrassing te wachten.
Het was super hard aan het waaien. De tent vloog bijna weg en de bomen
hingen krom. Wij hadden zelfs moeite om recht te blijven staan. Ik
verstevigde mijn dijk die ik voor de regen had gemaakt ( want je weet maar
nooit ) terwijl papa een paar pikketen bij klopte. Die nacht was winderig,
maar we hebben toch goed geslapen.
Dat was pas eens een dag in Nieuw-Zeeland!!!
vorige
volgende
|