27 november
2006 Met de jeep naar Lake Batur
Een goede en niet al te dure manier om Bali te
verkennen, is nog steeds per auto. We huren ons voor 9 EUR per dag een
kleine Suzuki jeep.
Eerst verkennen we de directe omgeving van Ubud, met
ondermeer een mooie tempel gelegen temidden van de rijstvelden. Hier vindt
overmorgen het grote Galungan feest plaats. De Balinezen zijn al volop bezig
om hoge bamboestokken voor hun huizen recht te trekken waaraan ze
versieringen aanbrengen. De stengels, die doorbuigen onder het gewicht van
de vele decoraties, symboliseren Mt Agun, de grootste vulkaan op het eiland.
Ons lunch brengen we door in een idyllisch gelegen
restaurantje met een “one million dollar view”. Er zijn maar 4 tafels en tot
onze grote verbazing blijken de twee andere tafeltjes ingenomen te zijn door
ook Belgen. Één van hen, Eric, blijkt op Bali te wonen. Hij nodigt ons uit
op Dreamland, aan de zuidkust, waar hij een guesthouse heeft.
Na het lekkere eten rijden we verder, steeds hoger en
hoger, tot we aan het uitkijkpunt komen van Lake Batur. De machtige Batur
vulkaan ligt er slapend bij, maar voorzichtigheid is toch steeds geboden. We
tanken nog wat extra bij alvorens we in de krater duiken met onze jeep en
afdalen naar het meer. We rijden door enkele pittoreske dorpjes.
Wanneer we ons op een zandweg aan de achterkant van de
vulkaan bevinden, gebeurt het. Totaal onverwacht valt onze motor uit. Wat ik
ook probeer, ik krijg hem niet meer aan de praat. De batterij van de auto
werkt nog, we hebben net bijgetankt, wat zou er toch aan de hand zijn? Het
is bijna 5 uur in de namiddag. De duisternis valt binnen anderhalf uur. Al
snel zijn er een hoop omstaanders, waarvan er gelukkig één Engels kan.
Niemand heeft een telefoon. Wanneer ik vraag om met één van de brommertjes
naar het dorp te worden teruggebracht, krijgen we te horen dat dat kan, maar
tegen betaling van 50.000 Rupies (we huren de auto voor een dag voor 100.000
Rupies). Om echt kwaad van te worden. Bidden en offeren doen ze bij wijze
van spreken, bijna de hele dag, maar mensen helpen in nood zit er bij deze
dorpelingen niet in. Ik zeg hen vlakaf wat er ik ervan denk en stap van de
hele bende weg, richting dorp. Een jongen van 18 houdt me echter tegen en
neemt me met zijn brommer mee. Na een zestal kilometer houden we halt bij
een garagist. Deze springt op zijn brommer en rijdt met ons mee terug. Hij
krijgt gelukkig de jeep aan de praat en we rijden met zijn allen terug naar
zijn werkplaats, waar hij nog meer dan een uur aan de auto werkt (cilinder
en andere onderdelen kuisend). De zonsondergang hebben we gemist en we zijn
130.000 Rupies lichter, maar de jeep rijdt. Toch raadt de garagist aan
voorzicht te zijn…
Het is al bijna 21 uur wanneer we terug bij Nick’s
pension aankomen – het Balinees dansen in het Paleis van Ubud waar we heen
wilden, is al gedaan. Ik bel nog met de autoverhuurder, die belooft de
volgende morgen vroeg langs te komen.
We zijn alweer een avontuur rijker. En we zijn vooral
blij dat we de nacht in ons eigen bed in Ubud kunnen doorbrengen en niet
ergens in een vulkaankrater.
vorige
volgende
|