26 mei
2007 Onbeschrijfelijk mooie Salar de Uyuni
Die nacht steekt een felle wind op. Om twintig voor
vijf, enkele tellen na het aflopen van onze wekker, klopt onze chauffeur
Marcos op de deur van onze slaapkamer. Hij laat ons de keuze: of in het
zouthotel ontbijten, of aan de voeten van het viseiland in het midden van de
zoutwoestijn.
Met een buitentemperatuur onder het vriespunt en de
harde wind is onze keuze, en die van onze reisgezellen Dave en Laura, snel
gemaakt. We verorberen lekkere pannenkoeken in de beschutte warmte van ons
hostel en even voor zessen, terwijl de dageraad zich aankondigt, rijden we
de witte zoutvlakte op.
De Salar de Uyuni is 12000 m² groot en is hiermee de
grootste zoutvlakte ter wereld. Ooit was hier een prehistorisch meer, Lago
Minchin genaamd. Opgedroogd, heeft het meer op een hoogte van 3650 meter een
enorme zoutmassa achtergelaten die op sommige plekken wel 15 meter dik is.
Het ochtendlicht en zijn weerkaatsing op de weinige
wolken doen ons denken aan het zuiderlicht. Geleidelijk aan onderscheiden we
steeds beter de geometrische vormen van de zoutkristallen op de grond.
Het voelt echt gek aan om te rijden op een enorme,
witte zoutmassa en in de verte de pieken te zien van bergen en vulkanen.
We denken met nostalgie terug aan onze memorabele
bezoek aan de pan in Botswana. Waar er daar eilanden waren met reusachtige
baobab bomen, zijn er hier eilanden met spectaculaire cactussen.
Na meer dan een uur te hebben gereden in deze
sneeuwwitte vlakte bereiken we de voet van het Isla de Pescadores. Het is
een beschermd natuurreservaat vol prachtige cactussen. We beklimmen het
eiland en krijgen een waanzinnig 360 ° zicht op de Salar. Jonathan merkt op
dat het wel lijkt of we in het midden van een trechter zitten en dat het
zout van de bergen aan de horizon naar ons toestroomt. Onze ogen worden hier
echt bedrogen.
Intussen zijn andere toeristen aan de voet van het
eiland begonnen om deze trompe-l’oeuil ten volle uit te buiten. Ook wij
wagen ons eraan en lukken er redelijk in om enkele grappige foto’s te maken.
Jammer genoeg ontbreekt de tijd ons om nog meer speciale foto’s te maken
omdat we, onder indruk van het natuurschoon rondom ons, zeer veel tijd op
het eiland zelf hebben doorgebracht. We hebben als eersten Isla de
Pescadores beklommen en hebben het als laatste van alle aanwezige toeristen
verlaten.
We zetten onze tocht over de witte vlakte voort.
Onderweg ontmoeten we de jeep met de Engelsen. Voor de vijfde keer staan ze
stil door panne. Onze chauffeur helpt hen weer in gang.
We bezoeken kort nog een zoutmuseum; eigenlijk een
gewezen hostel dat onlangs gesloten is omdat het, gezien het in de
zoutvlakte zelf is gebouwd, de Salar vervuilde. Een goede zaak voor het
milieu dus. Er staan aan de ingang heel wat vlaggen gepland, waaronder
warempel ook de Belgische.
Iets verder zien we tientallen, kleine zoutpiramides.
We zien hoe mensen de rand van het zout afschrapen en dan bij elkaar keren
om deze zoutkegels te vormen. Vrachtwagens rijden op en aan. Waar het zout
enkele centimeters is afgeschraapt, is de oppervlakte nat.
Tot onze spijt verlaten we dit ongewone landschap en
het duurt niet lang of we rijden het woestijnstadje Uyuni in.
Eerst brengt Marcos ons nog naar een treinenkerkhof aan
de rand het woestijndorp. Het verroeste staal van tientallen treinen staat
te schitteren in de zon en zorgt voor enkele mooie kiekjes.
We krijgen vervolgens nog een middagmaal aangeboden bij
de familie van Marcos, in hun eetkamer. Er staat een grote televisie en er
liggen een hoop CD’s en DVD’s. Onze eerste reactie is, wow, de
toerismebusiness verdient niet slecht. Later echter leren we dat de film- en
muziek piraterij hier weelderig tiert en dat je niet rijk moet zijn om aan
DVD’s en CD’s te geraken.
Dan is het tijd om afscheid te nemen van onze chauffeur
Marcos en van zijn jeep, die ons geen enkele keer in de steek heeft gelaten.
Intussen is het op het hoofdplein van Ujuni een drukte
van jewelste. Het is blijkbaar moedertjesdag en er zijn veel speeches en ook
een grote tombola met prijzen. Het zorgt wel voor wat ambiance, maar voor de
rest trekt het dorp op een desolaat cowboystadje.
Gezien we het nut er niet van in zien om hier te
blijven, informeren we bij de verschillende buskantoortjes of we naar Potosi
kunnen doorrijden. Er zijn inderdaad bussen die nog vanavond vertrekken,
maar ze komen tussen 2 à 3 uur in de ochtend aan in Potosi. Op zo’n uur
aankomen in een vreemde stad zien we niet zitten, dus gaan we maar op zoek
naar onderdak.
Het wordt de hospedaje El Salvador, vlakbij het
busstation. Op het overdekte binnenpleintje van ons hospedaje staat een
grote Jezus temidden van verse gladiolen. Ja, het katholiek geloof is nooit
veraf in dit arme land.
vorige
volgende
|