25 februari
2007 Verkenning van Chiloé eiland
We konden het slechter getroffen hebben. Wat een mooie
kust! Wat jammer dat de doorsnee Chileen zo weinig geeft voor properheid. In
het bos waar we kamperen, ligt het vol flessen, blikken en plastieken zakken
vol vuilnis. Wat een verschil met Nieuw-Zeeland. Ze hebben nog veel te
leren, de Chilenen.
De hele ochtend amuseren Jonathan en Vicky zich op het
strand en in de duinen. We zien hoe enkele Chileense families in het koude
water op zoek gaan naar schelpdieren. Ze bereiden duidelijk hun lunch voor.
Wij hebben moeten wachten tot 10 uur alvorens we konden ontbijten. Pas om 10
uur gingen de weinige, piepkleine winkels met bitter weinig keus in het
dorpje open.
Tegen de middag breken we onze tent af (ook al wilden
de kinderen hier nog best langer blijven – maar er zijn helemaal geen
sanitaire voorzieningen en ook qua eten is het zoals gezegd niet vet).
De overzetboot Cruz del Sur neemt ons mee naar het
eiland Chiloé. Het is een korte oversteek, niets bijzonders te melden. We
rijden eerst naar de grootste stad van het eiland, Ancud, en dan verder
richting het schiereiland Lacuy.
We houden halt bij een visrestaurant langs de zee. We
krijgen een grote pot vol schelpdieren voorgeschoteld, vergezeld met
verschillende soorten vlees. Lekker.
Dan gaat het verder naar Pinguinera Punihuil. Wat is de
kust hier prachtig. Allerlei bloemen omzomen de steile klippen. Het
azuurblauwe water schittert. Vlak voor de baai, waar de grindweg eindigt op
het strand, ontdekken we enkele cabanas met een fenomenaal uitzicht. Jammer
genoeg vragen ze hier 3 maal zoveel als de cabana bij de Costera Valdiviana.
En Jonathan maar zagen: “kunnen we hier echt niet blijven?”.
Van de baai vertrekken boten naar een vlakbij gelegen
eiland waar pinguins verblijven. Met de verrekijker zien we ze van het
strand zitten.
We nemen een andere weg langs de woeste kust op zoek
naar een camping, maar tevergeefs. Gezien de camping in Ancud ons niet
aanstaat, besluiten we verder zuidwaarts te rijden naar Castro, de hoofdstad
van het eiland. Vanop de top van Ancud krijgen we eerst nog een mooi zicht
op een aantal vulkaantoppen op het vaste land, met heel in de verte het
Andes gebergte.
De weg naar Castro loopt door het midden van het eiland
en er is niet veel te zien. Gezien het al donkerder wordt, nemen we een
zijweg naar de kust in de hoop daar te kunnen kamperen.
Het zit ons echter niet mee. De verharde weg gaat
omhoog en omlaag en de kust lijkt wel kilometers ver weg. Naast de weg
kamperen gaat niet, want de bolle weg maakt het onmogelijk om zonder 4x4 van
de weg te gaan. Daar waar het kan, is het een oprit van een privé-eigendom.
Cabanas te huur zijn er ook al niet te vinden… In de duisternis bereiken we
het strand, maar het is smal, vol met stenen en er staat een stevige wind.
Dan maar terug het binnenland in en vragen of we bij iemand op zijn
privé-terrein onze tent kunnen rechtzetten.
Wanneer we bij iemand aankloppen, verwijst die ons door
naar het strand (zie recht van Chilenen om op het strand te kamperen). En
dan wordt het nog erger. De auto geraakt de steile, smalle grindweg niet
omhoog. De wielen, intussen al flink afgesleten door de vele grindwegen,
draaien dol. Wanneer ik in achteruit de steile, slingerende weg naar beneden
wil rijden, glijdt de auto weg in de gracht. Verdraaid nog aan toe! Met een
bruuske stuurbeweging en volle gas luk ik erin de auto terug vrij te
krijgen. Jonathan en Vicky doen hun ramen open en met hun pillampen
verlichten ze de weg en geven aanwijzingen: “iets meer naar links, nu een
beetje naar rechts,…”. Jonathan geniet duidelijk van het avontuur, zijn
ouders iets minder.
Er zit niets anders op dan op het strand onze tent op
te zetten. Ondanks de sterke wind lukt het ons met vieren de tent recht te
krijgen op een hoop kiezelstenen, waar de piketten de grond in kunnen. Het
is intussen al half elf ’s avonds. Wat een dag, en vooral een avond.
vorige
volgende
|