30 december 2006
Lake Manihapua en Frans Jozef Glacier
Ook deze nacht stonden de hemelsluizen weer open. De
hele camping staat onderwater. Onze binnentent is nog redelijk droog, in de
voortent kan je roeien. Gelukkig is precies het ergste voorbij. We zien
zowaar nog eens de zon. Matjes, kleren en slaapzakken worden uit de tent
gehaald en opgehangen om te drogen.
Wanneer alles is opgedroogd verlaten we Hokitika en
rijden langs de kust verder naar het zuiden.
Een kleine afslag naar het binnenland leidt door
dichte, hoge begroeiing naar het wondermooie Manihapua meer. Achter het
grote, helderblauwe meer rijzen hoge bergtoppen op (met oude, maar ook
kersverse sneeuw). Een ideale plek om te lunchen (je kan hier ook voor een
klein bedrag dat je in een doos tegen een paal moet steken, kamperen –
toiletten en douches zijn voorzien).
Borden aan het water waarschuwen ons tegen de gevaren
van Didymo (ook “groen snot” genoemd) en wat we ertegen kunnen doen. We
maken een kleine wandeling langs de oever naar een houten pier die een
twintigtal meter het meer insteekt. De lucht is hier heerlijk fris en
zuiver.
Wanneer we Frans Jozef Glacier naderen is het in het
binnenland bewolkt. Daarentegen is de hemel staalblauw langs de kust en over
de Tasman Sea. De keuze is snel gemaakt: we nemen een kleine zijweg richting
zee. Deze leidt ons door helder groen naar het gehuchtje Okarito (35
inwoners). Onderweg staan borden die ons waarschuwen voor overstekende
Kiwi’s (de zeldzame vogels natuurlijk, niet de inwoners van NZ).
In Okarito, dat aan de monding van een rivier ligt, is
een verzorgde camping met een minimum aan faciliteiten (wc’s, douches – heet
water à 1 NZD en een zithoek met wasbakken en, zeer belangrijk, een
ijskast). De camping wordt geleid door de dorpsbewoners; op dit moment door
een sympathieke, zes jaar geleden uitgeweken Duitser. We willen hier graag
overnachten, maar we zitten zonder eten en gezien er in het dorp geen winkel
is, moeten we naar Frans Jozef.
De regenbui is over wanneer we in Franz Jozef dorp
aankomen. Na onze inkopen te hebben gedaan, zetten we onze auto op de
parking aan de voet van de gletsjer met dezelfde naam. De gletsjer kreeg de
naam “Frans Jozef” van de Oostenrijker die hem “ontdekte” en die hem noemde
naar de toenmalige Oostenrijkse keizer.
We wandelen eerst door een groot uitgesleten dal, de
overblijfselen van de gletsjer die in 1760 veel langer was. Een waterval
dondert lang ons omlaag. Aan de voet van de gletsjer gekomen, bewonderen we
de enorme ijsmassa. De kleurschakeringen zijn fantastisch. In het dorpje
heet een café Blue Ice, een toepasselijke naam want sommige gletsjerstukken
zijn inderdaad hemelblauw. Je kunt ook onder begeleiding op de gletsjer
wandelen. Gezien het prijskaartje houden wij het bij het bewonderen ervan op
een (kleine) afstand.
Terug op de parking gekomen, zien we één van de vele
Kea’s (groene vogels zo groot als een kraai) die het eten van onbedachtzame
toeristen stelen. Ook wij hebben honger en doen ons, terwijl de hemel roze
kleurt, aan een tafeltje vlak naast onze tent tegoed aan onze inkopen.
vorige
volgende
|