16 oktober
2006 Mount Everest in zicht
Het doet deugd om wat uit te slapen. De internationale
bende die gisterenavond laat is toegekomen met wel een twaalftal jeeps, is
al aan het onbijten. De hemel is straalblauw. Onze chauffeur Agu is wel niet
erg blij met onze late vertrek. We hoorden van de internationale bende dat
zij de vorige dag drie uur hadden stil gestaan op 5.000 meter omdat men pek
aan het gieten was. Het was ijskoud en verschillenden hadden last van de
hoogte. Vandaar dat onze chauffeur om zeven uur wilde vertrekken. Gezien het
normaal een korte rit is naar Segar (ook New Tingri genoemd) wilden wij er
niet zo vroeg uit.
Het is iets voor tienen wanneer wij vertrekken.
Jonathan is maar slapjes en klaagt over keelpijn. Gisteren was hij al hees
aan het worden. En dat, nu we zo dicht “zijn” berg, datgene wat hij zeker
wou zien op wereldreis, naderen.
Al snel beginnen we te klimmen door een vrij desolaat
landschap. Naarmate we hoger gaan, zien we meer ijs op het kleine riviertje
dat we stroomopwaarts volgen. De weg is van uitzonderlijke goede kwaliteit;
hij is dan ook nieuw. Op een hoogte van 5.200 meter bereiken we de top van
een bergpas. Een groot paneel over de weg, voorzien van de nodige
gebedswimpels, geeft aan dat we het “Qomolangma National Park” betreden.
Qomolangma (spreek uit: Tchomolangma) is de Tibetaanse naam van de Mount
Everest. We zien een hoge sneeuwberg in de verte, maar onze chauffeur Agu
geeft aan dat het nog niet DE berg is. Wanneer we even later aan de
wegenwerken aankomen, hebben we geluk. We moeten maar een kwartiertje
wachten en dan kunnen we verder. De weg is nu een gewone gravel weg, waarvan
een deel zich slingert langs een bergwand. We zien beneden de nieuwe, nog
niet afgewerkte weg. De Chinezen zijn duidelijk hard aan het werken om het
de toeristen (ook de Chinese vanzelfsprekend) naar hun zin te maken. Wat een
verschil met Kenia.
Tegen de middag is het dan zover. We zien een hele
reeks sneeuwtoppen voor ons opduiken, waarvan er één een flink stuk bovenuit
steekt. Agu geeft aan dat dat DE berg is. In 1994 hebben we al eens een
poging gedaan om de Mount Everest te zien, nog wel op de dag van mijn
verjaardag. Wolken waren toen de spelbrekers. Gelukkig is oktober duidelijk
een betere maand dan september. Xenia en ik misschien nog meer, zijn erg
blij dat we de hoogste berg ter wereld nu in volle zonlicht zien schitteren.
De witte bergtop steekt mooi af tegen de blauwe hemel. Vicky dartelt vrolijk
rond. Jonathan is zo slap, dat ik hem even uit de auto moet dragen voor een
foto met hem en de Mount Everest.
Een half uurtje later komen we aan in Segar en zoeken
er snel een bed op. We zitten hier op 4300 meter, alweer wat hoger dan de
vorige nacht. Jonathan krijgt korreltjes en kruipt onder de dekens. Wij eten
Tibetaans. Nadien speelt Vicky kaart onder toezicht van enkele Tibetanen;
Xenia leest een boek, en ik zet mij aan de verslagen.
Wat later zoek ik in het dorpje een internetcafé op,
maar zonder succes - in dit gedeelte van Tibet heeft het internet duidelijk
zijn intrede nog niet gedaan; wanneer je “internet” zegt, begrijpen de
meesten “reincarnate”… - In de plaats daarvan besluit ik dan maar een
vlakbij gelegen berg te beklimmen in de hoop op de top een mooi zicht te
krijgen op sneeuwtoppen. Het eerste, vlakkere deel om aan de voet van de
helling te komen, verloopt zonder problemen. Ik wandel langs de
overblijfselen van een oud fort. Wanneer het steiler wordt, merk ik al snel
dat er beduidend minder zuurstof in de lucht zit. Toch luk ik erin de top te
bereiken en geniet van het uitzicht over de vallei. Er waait echter een
harde, koude wind. Op de terugweg heb ik die in het aangezicht – niet echt
aangenaam, maar het zicht maakt veel goed.
Wanneer ik terug in ons guesthouse kom, is Jonathan al
beter. Samen met Vicky halen ze water boven uit een waterput en delen het
uit aan dorpelingen. Er komen ook nog enkele jongens langs die prachtige
fossielen aan ons willen verkopen. Gezien dit het onderwerp was van Jonathan
zijn tweede spreekbeurt, kopen we er vanzelfsprekend enkele. Voor zij die
het niet weten, India en Nepal hoorden ooit bij Afrika. Ze zijn afgescheurd,
op drift geraakt en zijn dan tegen Azië gebotst. Hierdoor zijn de Himalaya’s
ontstaan. Ooit lag wat nu de hoogste bergketen ter wereld is, op de
zeebodem. Vandaar dat er op deze bergen fossielen te vinden zijn van
zeedieren!
We kruipen niet te laat onder de warme dekens. We
hebben maar 2 bedden, een soort twijfelaars, maar de nacht zal uitwijzen dat
de dekens voor papa en mama niet echt breed genoeg zijn.
vorige
volgende
|