10 oktober
2006 Bezoek aan Sera klooster
Van onze Australische vrienden Shaun en Claire hebben
we de vorige dag vernomen dat het kopen van tickets voor het Potala paleis
volgens een vernuftig systeem verloopt. Het komt erop neer dat ik vroeg in
de ochtend op zoek ga naar het kleine kantoortje aan de zijkant van het
paleis. Ik krijg er van een man op mijn arm een nummer en een uur geschreven
– ik voel me net een gedeporteerde van een krijgsgevangenkamp. Ik moet me
terug aanmelden om 11u30. Wanneer ik enkele uren later terugwandel naar het
kantoortje, heeft de zon de wolken weggebrand. Op de omliggende bergen ligt
er flink wat verse sneeuw van de vorige nacht.
Voor het paleis werpen biddende boeddhisten zich op de
grond.
Terug aangekomen aan het kantoortje, zie ik langs een
muur een lange rij stoelen. Een luifel beschermt de mensen die er zitten
tegen de zon. Ik toon mijn arm en ik word begeleid naar stoel nummer
zestien. Twee stoelen rechts van mij zit een naar Canada uitgeweken Chinees
met wie ik een aangename en interessante babbel heb. Wat later neemt er twee
stoelen links van mij een Amerikaanse Mormoon van Salt Lake City plaats. Het
gesprek wordt nog geanimeerder. Van hen hoor ik dat een bezoek aan het Sera
klooster pas geslaagd is, als je de debaterende monniken aan het werk ziet
en dat is tussen 15 en 17 uur. Misschien iets voor vanmiddag.
Om twaalf uur opent het loket en nog geen kwartiertje
later heb ik mijn inkomtickets voor de volgende dag om 10u40 – betalen moet
ik nog niet, dat zou te simpel geweest zijn…
Op de terugweg trek ik nog enkele foto’s van het Potala
paleis en koop nog verse yoghurt voor het ganse gezin.
Na de lunch nemen we een taxi die ons even buiten Lhasa
aan de ingang van het Sera klooster afzet. Samen met een groep in het blauw
geklede pelgrims – de vrouwen hebben hun zwarte, lange haren in dreadlocks –
betreden we het klooster dat tegen een berg aanligt. De pelgrims leggen een
bepaald parcours af en we volgen hen een tijdje en zien hoe ze bidden.
Wanneer we een stroom rode monniken (duidelijk geen
Masai, Jonathan J) de berg zien
opgaan, volgen we hen naar een ommuurd terrein vol stenen en bomen. Dan
ontplooit er zich voor onze ogen een indrukwekkend spektakel. De monniken
gaan met elkaar in debat. Twee uur lang discussiëren ze met elkaar. Terwijl
de ene op een kussentje zit, staat de andere recht en zegt met luide stem
wat hij denkt van een bepaald thema. Om zijn woorden kracht bij te zetten,
onderstreept hij ze met een luid geklap in de handen. Niet zomaar geklap,
het lijkt meer op een kungfu slag. Op een bepaald moment zijn er wel een
honderdtal monniken op deze manier aan het discussiëren. Wat een schouwspel!
We laten de monniken rustig voortdoen en klimmen steeds
hoger het klooster in. We krijgen van op het dak een prachtig uitzicht over
de bergketens die Lhasa omsluiten. Wanneer we terug afdalen, ontdekken we in
een kleine tempel de “Paardenboeddha”. Een monnik nodigt Jonathan en Vicky
uit om de boeddha te groeten – hij brengt een zwarte stip aan op hun neus en
hangt een witte sjaal rond hun nek. De aangebrachte stip verzekert een
gezond en verstandig leven; de sjaal moeten ze onder hun hoofdkussen steken
en zal zorgen voor een goede nachtrust. Buiten de tempel wordt Jonathan
achtervolgd door een speelse monnik die hem kittelen wil. Hij kittelt ook
Vicky, maar die kan er tegen. Achter een volgende hoek zien we enkele
zittende monniken met muziekinstrumenten – een grote trom en cimbalen. Eén
van de monniken roept onze kinderen naar hem toe en begint in het Engels een
gesprek. Jonathan wil graag weten hoe de trommel klinkt. Prima, zegt de
monnik. In plaats van één klop op de trommel, beginnen de monniken verzen te
reciteren en te zingen, begeleid door de cimbaal en de trommel. Het is
meeslepende muziek die ons onderdompelt in de sfeer van dit mooie klooster.
Intussen vallen buiten enkele regendruppels en we
besluiten terug te keren naar onze jeugdherberg. Wat een dag.
vorige
volgende
|