12 augustus
2006 Mijnen, bossen en suikerriet
Om 9 uur bel ik vanuit een publieke telefoon met Alex,
maar de lijn valt uit en ik krijg hem niet meer aan de telefoon. Jammer, na
de Wieg van de Mensheid zou een bezoek aan de ruimte – mogelijk onze
toekomst – wel niet hebben misstaan.
We hebben nog een week tegoed in Zuid-Afrika, en er
staat nog veel op het programm: 2 bezoeken aan WWF projecten (Black Rhinos
nabij St Lucia in KwaZulu Natal en Wetlands nabij Pretoria) en een
ontmoeting met mensen van Toyota (te Durban). Gezien de afstanden hier net
zoals in Namibië enorm zijn, besluiten we vandaag nog te vertrekken.
Het is al na de middag wanneer we de Dam verlaten. Na
een goede 100 km rijden verandert het landschap - zacht glooiend, met grote
vergezichten. We rijden door de (steenkool)mijnstreek van Zuid-Afrika; nog
een paar honderd kilometer verder zien we onze eerste echte bossen in
zuidelijk Afrika (industriële houtkap). We zien wel 4 locomotieven een
100-tal wagons trekken. Ons doel, vandaag St Lucia aan de Indische Oceaan
bereiken, is echter niet haalbaar. We rijden alweer in het donker, wat wel
zorgt voor een niet zo fraai spektakel, namelijk een bosbrand die niet ver
van de baan de kam van een heuvel verlicht. We leren later dat dit
gecontroleerde vuren zijn die in de winter worden aangestoken. Een week of
twee na de brand is er al opnieuw jong, vers gras, een delicatesse voor de
graseters onder de dieren. De weg slingert verder langs de grens met
Swaziland. In Pongola houden we uiteindelijk halt om warm te eten in een
chique lodge langs de baan. We willen echter een camping opzoeken om de
kosten wat te drukken. We volgen een bord naar een lodge met een camping en
zien onderweg zwaailichten van enkele politiewagens. Er is een open
vrachtwagen gekanteld en de lading, tonnen suikerriet, ligt over de weg.
Iets verder is de ingang van de lodge. Er is niemand aan de receptie, dus
volgen we maar de pijlen naar de camping. Een 4X4 weg leidt ons een berg op
temidden van cactussen, bomen en rotsen. Boven aangekomen is er ook niemand
te bekennen. Er staat veel wind, dus niet de ideale plek om een tent op te
zetten. Dan maar naar de lodge. Het zijn allemaal huisjes met rieten daken
rond een water. Bruggetjes verbinden de hutjes met elkaar. Een probleem: er
is niemand, of toch. Eén hut is bewoond en een dame legt ons uit dat de
eigenaars er niet zijn – je kunt hier alleen logeren als je vooraf boekt. Ze
kijkt bedenkelijk hoe we in het holst van de nacht (half acht is het, maar
wel pikdonker – bewolkte hemel) met kinderen ons gewaagd hebben in het
midden van een ‘wild camp’. Ze zegt dat we gerust de tent mogen opzetten,
wat we doen in het voorhofje van één van de hutjes. Het wordt een rustige,
warme nacht.
vorige
volgende
|