01 augustus
2006 Op weg naar Maun – door elkaar gerammeld
We moeten Chobe voor 11 uur verlaten, anders moeten we
nog een dag inkom betalen. De zon is weer onze wekker. Onze hout smeult nog,
dus we gooien er nog een paar blokjes bij. ’s Nachts is het koud hier, maar
de zon warmt alles snel op. Rond 9 uur verlaten we deze schitterende plek.
Nu rijden we richting Ngoma Gate en zien weer honderden vogels, olifanten en
ook een reusachtige kudde witte en donkere zebra’s. Vraag ons niet om het
verschil uit te leggen, maar de ene zijn wit met zwarte strepen en de andere
zijn zwart met witte strepen. Vicky is het niet eens met onze uitleg van de
strepen, maar hoe formuleer je het anders? Intussen heeft Jonathan de smaak
van het autorijden te pakken. Gezien er zelden een mens te bespeuren valt,
en we toch traag rijden omwille van de staat van de weg en het gevaar van
kruisende dieren, mag hij vandaag naast het stuur ook de gaspedaal bedienen.
Geleidelijk aan leert hij ook remmen – de eerste rembeurt plakten we
allemaal bijna tegen de voorruit.
Het is bijna elf uur wanneer we dit schitterend stukje
van Chobe natuurpark verlaten. We volgen een gravelweg die ons langs enkele
kleine dorpjes leidt, waaronder Mabele. De naam van dit dorp doet ons denken
aan een project van het Xaverius college (vraag voor de Lenssen van onze
straat: Is Mabele te Botswana het Xaverius project?). Links en rechts staan
er ook grote en kleine Baobabs. Op een bepaald moment rijden we ertussen
twee door. De weg wordt er echter niet beter op. Er ligt steeds meer zand op
de weg en de 4X4 moet frequenter worden ingeschakeld. Dan bereiken we weer
een inkompoort van het Chobe park. We zeggen de man dat we transit zijn naar
Maun, maar het mag niet baten, we moeten opnieuw inkom betalen – een
tegenvaller. Ook zegt hij ons dat de weg er niet beter op wordt en dat we
Maun wellicht niet zullen halen (reken op 6 uur voor de 190 km zegt hij –
dat is gemiddeld 30 km per uur). Mits extra betalen kunnen we overnachten in
het park te Savuti – daar hebben we geen zin in, vooral niet wanneer we
later Zwitsers en Duitsers kruisen die er de nacht hebben doorgebracht.. Een
zeer nieuwsgierige olifant heeft één van hun tenten zowaar bijna door elkaar
geschud. Verder is er aan deze kant van Chobe deze tijd van het jaar ook
weinig wild. We hotsen en botsen dus het park door. Te Savuti houden we halt
om een eitje te bakken. Onze kofferruimte lijkt echter wel het resultaat van
een heuse veldslag. Eieren gebroken, glazen zoutpotje in stukken, veegblik
afgeknakt, chocopot open en vol zout… Zelf zijn we ook flink door elkaar
geschud. Tussen de schedels van lokaal wild eten we snel op wat er te redden
valt tussen en met de moed der wanhoop rijden we verder, … nog maar 100
kilometer te gaan.
Toch volgt er dan nog een mooier stukje waar we heel
veel vogels zien (ondermeer blauwe fluorescerende en grote roofvogels) – ah
ja, en zelfs een stel olifanten en enkele giraffen. Bij splitsingen is het
niet altijd even evident wat te kiezen, we kiezen dan maar voor wat ons de
grootste weg lijkt. We zijn opgelucht wanneer we de poort van het Chobe park
bereiken. De weg die erop volgt is echter niet veel beter (er is een afslag
naar het Moremi park, maar we willen naar de geciviliseerde wereld – onze
diesel is ook ver op trouwens en onderweg hebben we nog nergens een
tankstation gezien). Wanneer we een dorpje willen verlaten, is het ons niet
duidelijk welke weg te nemen. We vragen hulp aan een vrouw met een hele
kroost kinderen. Ze zijn aan het spelen met allerlei afval; een PET-fles
dient als pop. Ze lachen met veel plezier naar het fototoestel. We geven hen
potloden en vervolgen onze weg. Het begint te schemeren en Maun is nog niet
in zicht. En dan gebeurt er weer iets unieks: in een mooi bos met een
redelijke weg verschijnt er plots na een bocht een troep wilde honden – ze
zijn gevlekt en hebben grote, wat rondere oren. Ze kijken ons aan en
verdwijnen dan langzaam in het struikgewas. Nadien horen we van mensen dat
je hen maar zelden te zien krijgt. Eindelijk zien we dan een afslag voor
een camping. De zon is net onder. Er blijkt echter geen plaats te zijn, je
kan er niet eten en vriendelijk is de man ook al niet. Dus verder.
10 km verderop is er een controlepost voor mond en
klauwzeer. Het is al bijna donker. Xenia vraagt de dame die ons controleert
of we bij haar niet kunnen slapen. Geen enkel probleem, zegt ze, we mogen de
tent bij hun controlepost opzetten. Wat we dan ook prompt doen. We warmen
water op en voegen er pasta met champignons en kaassaus aan toe onder de
verlichting van onze pillampen. Het koelt snel af, dus we kruipen in onze
tent. Die avond aan een controlepost in een vergeten bled van Botswana
vertellen Jonathan en Vicky honderduit over hun belevenissen in de
kleuterschool – we komen meer van hun tijd daar in het Vliegerke te weten
dan toen ze er zaten. Zo begin je te merken dat de kinderen, ook al zeggen
ze het niet openlijk, heimwee beginnen te krijgen naar hun vertrouwde
omgeving.
vorige
volgende
|