Een groot blauw schilderij hangt voor me.
Nergens is er een
andere kleur te bespeuren.
Overal waar ik kijk, blauw,
blauwe verf die over het
hele doek is geschilderd.
Het is de Stille Oceaan. De grootste oceaan op aarde.
Ik tuur en ik tuur naar het schilderij.
Ik kijk zo ver als ik kan.
En ja, ik zie
een heel klein groen vlekje,
een heel klein groen vlekje land midden in het
blauw.
Het is het Paaseiland.
Het verst afgelegen eiland van alles. Van alles
dat land is.
En daar, op een ander schilderij zie ik paarden.
Ze staan
midden op straat, niet zo ver van de zee.
Een stralende zon schijnt boven
hen.
Achter een hoek komt een auto aanrijden.
Hij stopt en laat de
paarden oversteken naar een weide aan de overkant.
Aan de zijkant
stappen kinderen.
Ze worden achtervolgd door zwerfhonden.
Die snuffelen
achter ze aan en zoeken naar eten in de vuilnisbakken.
Nergens staan verkeerslichten
en hier en daar springt een
kat van een dak naar beneden.
|